Deze vrouwen belichamen de landelijke arbeidersklasse. Ze kregen toestemming om bij zonsondergang snel door de velden te gaan om, één voor één, de door de oogstmachines gemiste korenaren op te rapen.De schilder toont drie van hen op de voorgrond, dubbelgebogen, met hun ogen op de grond. Zo plaatst hij de drie fasen van de zich herhalende rugbeweging die deze ondankbare taak met zich meebrengt naast elkaar: bukken, de korenaren oppakken en weer rechtzetten.Hun soberheid contrasteert met de overvloedige oogst in de verte: hooibergen, tarweschoven, een kar en een drukke menigte hooiwagens. De feestelijke, fel verlichte drukte wordt verder verwijderd door de abrupte schaalvergroting. Het schuine licht van de ondergaande zon accentueert de volumes op de voorgrond en geeft de verzamelaars een sculpturale uitstraling. Het haalt hun handen, nek, schouders en rug eruit en maakt de kleuren van hun kleding lichter. Vervolgens veegt Millet de afstand langzaam weg in een poederachtige gouden waas, De man te paard, rechts geïsoleerd, is waarschijnlijk een steward. Hij is belast met het toezicht op het werk op het landgoed en zorgt ervoor dat de verzamelaars zich aan de regels houden.