Vanaf het moment van zijn aankomst in Arles, op 8 februari 1888, was Van Gogh voortdurend bezig met de weergave van 'nachtelijke effecten'. In april 1888 schreef hij aan zijn broer Theo: "Ik heb een sterrennacht nodig met cipressen of misschien boven een veld met rijp graan". In juni vertrouwt hij de schilder Emile Bernard toe: "Maar wanneer zal ik ooit de sterrenhemel schilderen, dit schilderij dat me blijft achtervolgen" en in september roept hij in een brief aan zijn zus hetzelfde onderwerp op: "Vaak lijkt het me dat de nacht nog rijker gekleurd is dan de dag". In dezelfde maand september realiseert hij zich eindelijk zijn obsessieve project.